Mr. Graffiti

Bloemetjes buiten zetten

Het is eind december. Binnen is het koud. De thermostaat staat in veel huizen laag of zelfs uit. Een financiële keuze. Thuiszijn is voor menigeen geen pretje. Triest, maar waar. Buiten is het nog kouder. De snijdende wind gaat door handschoenen en schoeisel en slaat in het gezicht.

Het is geen pretje om nu buiten te zijn, laat staan te werken. Toch bijt ik door, de klus moet af. De aluminium ladder en blikken spuitbussen worden met de minuut kouder, zo lijkt het wel. Er is maar één remedie tegen de vrieskou: doorwerken.

Op mijn hoofd een muts, daarover een capuchon. De kop moet warm blijven! En dat doet het. Net als de rest van m’n lichaam. Als kind leerde ik van mijn ouders me goed aan te kleden. Laagjes. Dus heb ik deze ochtend een longsleeve aangetrokken plus een sweater én een hoodie. Een jas werkt niet, want ik moet veel bewegen: ladder op en af, zitten op de grond, hurken, liggen. ‘Damn, wat is de grond koud’, vloek ik in mezelf. Niet bij nadenken.

Een omwonende laat me weten dat ik bij haar thuis kan opwarmen. ‘Heb je de verwarming aan, dan?’, vraag ik. ‘Dat niet’, antwoordt ze, ‘maar ik doe ‘em voor jou wel even aan’. Ik bedank, ik wil haar niet op kosten jagen. Bovendien verlaat ik nooit mijn werkplek. De materialen laten staan kan gewoonweg niet, vanwege het risico op diefstal. Opruimen om later weer terug te plaatsen kost me te veel energie. Het is koud.

‘Koffie?’, vraagt een andere buurtbewoner. Het is de zesde voorbijganger die het me vandaag vraagt. Dit keer ben ik eraan toe. In zogenaamde volkswijken krijg ik altijd wat te eten of drinken aanboden, valt me op. Ook wordt er altijd enthousiast gereageerd op mijn werk. Is het niet een automobilist die claxonneert en zijn duim opsteekt, dan is het wel een omwonende die geïnteresseerd een praatje komt maken. In andere wijken is dat veel minder. Jammer, want ik vind het altijd wel gezellig, even contact.

Een vroegere vriend blijkt acht hoog te wonen en zag me bezig. ‘Waar ik ook kom, altijd tref ik bekenden’, vertel ik hem. Twente is klein. We praten even bij over welke routes we in het leven hebben genomen. Met wie is er nog contact? Wie zet de bloemetjes nog altijd buiten, wie is gesetteld en wie is niet meer onder ons? Ik moet snel weer verder. Die laatste loodjes… zijn de koudste.

De duisternis valt en ik ben net klaar. Een fietser stopt: ‘Mag ik jou mijn complimenten geven?! Ik word zo blij van al die bloemen die je in de wijk maakt. Heel erg bedankt.’ Het is het zoveelste blijk van waardering die ik vandaag krijg. ‘Erg tof dat je dit nog altijd doet, nu betaald’, grapte een andere bekende eerder die dag.

Al die reacties doen me goed. Ik bedank de fietsende bewonderaar, gooi mijn materiaal achterin mijn auto en stap snel in. Verwarming hoog en rijden! Lekker naar huis, waar het ook niet echt warm is, maar ik ben in ieder geval niet meer buiten. Thuis zet ik een kop thee, plof op de bank en voel me tevreden. Fijn dat mijn bloemen mensen wat warmte geven.